Om duidelijker te zien kijken we soms met
toegeknepen ogen, door de wimpers heen. Focussen, inzoomen. Weglaten van
alles wat overbodig is en afleidt. En als we maar genoeg weglaten, dan
gaan we de essentie zien. Wat Plato de Idee noemt, noemt Paracelcus de
Quintessence: de ziel van de dingen – levend in de wereld van de Ideeën,
dat wil zeggen: in de Verbeelding - dat wat uiteindelijk het beeld
maakt, als afgietsel van dat idee, maar niet het Idee zelf. Alsof het
Idee zich in zijn volle hoedanigheid al af laat beelden, wat een
onmogelijke paradox is. Nee, beelden van de Essentie laten ons alleen de
Idee verbeelden in onze geest. Zetten opnieuw onze Verbeelding in
werking.
Naar Galerie "De Verbeelding" | Naar Epiloog
Om beelden van de Essentie te realiseren moeten we te werk gaan als
alchemisten. Het alchemistische proces bestond daaruit dat de materiële
vorm dermate gebroken en vernietigd werd dat de quintessence werd
vrijgemaakt: de ether die alles doordringt en tot leven brengt. Eenmaal
vrijgemaakt kon hiermee elke substantie in iets anders worden
getransformeerd – lood in goud.
Beelden van de Essentie zijn daarom soms uitgesproken contrastrijk en veelal zwart/wit, zodat details en de veelheid aan afleidende kleurnuances plaatsmaken voor een basispatroon. Ook kan de vorm worden vernietigd, door beelden in beweging te zetten, of uit focus te brengen – ze geheel of gedeeltelijk vervagend, om aan te geven dat de Idee niet precies is maar ongrijpbaar. Of gebaseerd op licht dat onze ogen niet waar kunnen nemen. Of anderszins dermate gemanipuleerd, dat de oorspronkelijke zichtbare vorm vernietigd is: teneinde een mentale wereld op te roepen die leeg, vreemd en contextloos lijkt – maar daardoor ruimte biedt aan onze eigen … Verbeelding.