Dit jaar ging een wereld voor mij open: het microversum. Wat bleek? Je hoeft niet het melkwegstelsel uit om sterrennevels te zien en prachtig exploderende supernova's. Met hier en daar een ruimteschip dat flitst met warpsnelheid van Andromeda tot Grote Beer. Je hoeft ook niet naar Afrika te reizen om giganten te zien zwaaien met hun slurf of lange nekken. Gewoon in een kleine heemtuin aan het water, of een berm langs de vijver op de camping: daar speelt zich een compleet eigen leven af.
Fascinerend. Wezentjes die meestal weer geen enkele weet van ons hebben, behalve dan als stuifmeelloze schaduwen of 'hemellichamen' die je maar het beste mijden dan wel steken kunt. Levend in een ander universum, een ander schilderij.
Neem een wezentje als dit, niet wetend dat het is neergestreken op een mensenknie, op mij. In die ultrakorte tijd van zijn ultrakorte leven flits ik voorbij al zit ik stil. Zo stil als ik maar zijn kan om aan te leggen. Het moment te pakken, in het juiste frame, op precies de goede afstand. Op dat moment vergeet ik al het andere, ben ik even jager. Als een libelle zweef ik boven het microversum, om het diertje in mijn beeld te vangen, zo pakt het mij ook beet. Dit microversum is vol wondertjes, zo dicht-bij, zo drommels wantsig! Zo keveriaans ook, en zweefvliegzweverig vernuftig! Ik wil hier vaker zijn!